Oprichting van het Drempeltheater 

De stichting Drempeltheater werd in 1994 door Corrie Hendriks opgericht. Het initiatief hiervoor ontstond tijdens de mysteriedrama cursus in Delft, die onder leiding van Corrie Hendriks in 1986 begonnen was. Door spraakvorming, lezen, en spelen (zonder publiek), maar ook door gesprekken over de inhoud en over eigen ervaringen werd de verbinding met de mysteriedrama's versterkt en verdiept. In eerste instantie werd de Nederlandse vertaling uit 1929 gebruikt. (In 1993 verscheen een nieuwe vertaling van Cor Rens-Portielje en Wijnand Mees).

In 1992 kwam uit de Rotterdams afdeling van de Antroposofische Vereniging de vraag om iets uit de mysteriedrama cursus te tonen. Zo ontstond een eerste kleine opvoering van het voorspel van het eerste drama, een scène voor 2 vrouwen: Estella en Sophia. Het jaar daarop in 1993 werd de eerste scène opgevoerd; hiervoor waren 14 spelers nodig. Hierna volgde een opvoering waarvoor 30 mensen nodig waren (acteren, decors, kleding etc.). We wisten toen nog niet dat we in 18 jaar alle vier de mysteriedrama's zouden opvoeren.

De oprichting van het Drempeltheater ontstond zoals Corrie Hendriks onlangs in een interview met Mario Damen vertelde:

"In 1992 stelde ik mij tijdens het beluisteren van het vijfde concert van Sjostakovitsj de vraag: 'Wat is voor mij de essentie van mijn leven?' Deze muziek van Sjostakovitsj, door Evgeni Svetlanov gedirigeerd, bracht mij toen even bewust over de drempel. Daarna wist ik als in een flits het antwoord: karma en reïncarnatie, zo helder als in de mysteriedrama's vertolkt.Op 8 december 1994 werd de oprichting van het Drempeltheater een feit en vanaf toen zijn we ieder jaar gaan opvoeren."

Citaat Rudolf Steiner over de spelers van de Mysteriedrama's:

“Daarom is het ons van zo'n buitengewoon belang, dat ook de innerlijke dramatische vormgeving slechts in handen van spelers ligt, die naar geestelijk inzicht streven; want ik zou graag - niet uit persoonlijke voorkeur, maar omdat ik moet - geen enkel woord in onze dramatische handelingen op het toneel gesproken willen laten worden door een andersgezinde, zelfs als dit woord met de hoogste kunstzinnige volmaaktheid en met het uiterste kunstzinnige raffinement van de tegenwoordige taalkundige toneeltechniek gesproken zou worden. Want iets anders wordt gewild dan deze uiterlijke toneeltechniek. Dat wat tegenwoordig kunst genoemd wordt, wordt door ons niet gewild; gewild echter wordt dat in iedere ziel die daarboven staat en meewerkt, het hart vanuit spirituele warmte spreekt, dat zo'n adem door de gehele meer of minder goede voorstelling gaat, dat we geesteswarmte als kunst, kunst als geesteswarmte beleven.”

“Ons beroep is het niet om te concurreren met uiterlijke toneelhandelingen. We denken er helemaal niet aan op enigerlei wijze iets dergelijks te doen, en alleen al de vergelijking met uiterlijke andere toneelverwachtingen is een vergissing. Een kunstoordeel mag, met betrekking tot dat wat tegenwoordig in uiterlijke toneelvoorstellingen gevraagd wordt, zeggen wat het wil, het is een dilettantisme met betrekking tot dat, wat geesteswetenschap werkelijk wil, willen moet, ook met betrekking tot de kunst.”

Rudolf Steiner in”Weltenwunder, Seelenprüfungen und Geistesoffenbarungen”, GA 129 München van 18 tot 28 augustus 1911. In samenhang met het tweede Mysteriedrama “De Beproeving van de Ziel”.